Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2023

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeer ik u als volgt over de achtergrond van de door de commissie ontvangen brief van 8 november 2022 (bijlage) van de Zuid-Afrikaanse zakenman dhr. C.W.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2012 een subsidie uit het (voormalige) Private Sector Ontwikkeling (PSI) programma1 toegekend aan een Zuid-Afrikaans bedrijf (Aquaculture Innovations) voor de ontwikkeling van een visserij project (Meervalkwekerij) in Angola. RVO was namens het ministerie uitvoerder van het PSI programma. Briefschrijver C.W. was als mede-investeerder in de voor het visserijproject opgezette joint venture met genoemd bedrijf belanghebbende in het project.

Aanleiding van de brief van C.W. aan uw commissie is een zakelijk conflict tussen hem en dhr. M.M., de lokale Angolese partner van het Zuid-Afrikaanse bedrijf. Centraal in het zakelijk conflict staat het eigendom van de grond waarop de Meervalkwekerij is gevestigd. C.W. beschuldigt M.M. van frauduleuze overdracht van het eigendomsrecht van de grond en de daarop aanwezige activa naar een bedrijf dat eigendom is van familie van de Angolese partner. Dhr. C.W. stelt dat als gevolg van deze eigendomsoverdracht zijn investering in het visserijproject verloren is gegaan met als gevolg dat hij financiële schade heeft geleden.

De onenigheid tussen de projectpartners kwam in 2019 aan het licht nadat C.W. daarover contact had opgenomen met de ambassade. RVO organiseerde vervolgens een (digitaal) overleg met subsidieontvanger en C.W. Genoemde projectpartners gaven daarbij aan dat ondanks de gerezen problemen zij ervan overtuigd waren dat het project succesvol zou kunnen worden afgerond. Van mogelijke collusie tussen subsidieontvanger en de Angolese partner ten nadele van C.W. is uit de contacten met RVO nooit iets gebleken. In het eindrapport van 2020 werden de problemen niet vermeld. Wel werd aangegeven dat (bijna) alle eindresultaten behaald waren: er was een goed lopende meervalkwekerij gerealiseerd waarmee lokale werkgelegenheid en economische activiteiten werden gegenereerd. Deze constateringen waren in lijn met de waarnemingen vanuit de ambassade en RVO tijdens eerdere projectbezoeken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontving in 2021 een verzoek van het door C.W. ingeschakelde advocatenkantoor Prakken Oliveira voor consulaire bijstand. C.W. hoopte dat de ambassade zou kunnen bemiddelen in het zakelijk conflict tussen hem en de Angolese M.M. Het ministerie heeft dit verzoek niet gehonoreerd aangezien C.W. niet de subsidieontvanger was noch de Nederlandse nationaliteit bezit en er daarom geen juridische basis was om consulaire bijstand te verlenen. Het ministerie heeft C.W. toen geadviseerd zijn verzoek te richten aan de Zuid-Afrikaanse ambassade. Advocatenkantoor Prakken werd overeenkomstig geïnformeerd en is hier niet meer op teruggekomen.

In mei 2021 diende C.W. drie WOB-verzoeken in: een bij het ministerie, een WOB-verzoek bij RVO, en een WOB-verzoek bij de ambassade (dat later werd ingetrokken).

Het bij het ministerie ingediende WOB-verzoek betrof een verzoek voor inzage in alle documenten en informatie die betrekking hebben op het anti-fraude en omkopingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Angola over de periode 2010 tot heden. Ook werd alle documentatie en informatie opgevraagd over mogelijke corruptie of anderszins illegaal handelen van de Nederlandse ambassade, alsmede alle documenten en informatie over (onderzoek naar) mogelijk banden tussen de ambassade en leden van de MPLA en geheime dienst van Angola.

Na een uitgebreide zoekslag vanuit de relevante dossiers van het ministerie en de betrokken ambassade werd C.W. bij WOB-besluit van 1 november 20212 geïnformeerd dat er geen documenten waren aangetroffen die op enigerlei wijze in de richting wezen van de door C.W. gevraagde informatie. Ter informatie werd in het WOB-besluit ook een verwijzing opgenomen naar het digitaal publiekelijk toegankelijk integriteitsbeleid van het ministerie3.

Het bij RVO ingediende WOB-verzoek had betrekking op alle documenten uit het subsidiedossier over de periode 2018–2021, en op alle RVO beleids- en controle documenten en procedures met betrekking tot de aanpak van (mogelijke) fraude. Deze documenten werden door RVO aan verzoeker verstrekt, met inachtneming van alle vereisten die de WOB stelt.

RVO heeft naar aanleiding van het ingediende WOB-verzoek nog informatie bij het Zuid-Afrikaanse bedrijf opgevraagd over mogelijke wijzigingen in eigendomsbewijzen van de grond waarop de Meervalkwekerij is gevestigd, maar kreeg geen geldige bewijzen toegestuurd. RVO heeft uiteindelijk geconcludeerd dat vanwege gebrek aan concreet bewijs en het ontbreken van een juridische grondslag er geen aanleiding bestond om een fraudeonderzoek naar de eigendomsstatus van de grond en de daarop aanwezige activa uit te laten voeren.

In NRC van 22 januari 2022 verscheen een artikel over deze zaak4. In het artikel uit C.W. kritiek op de Nederlandse overheid over de geboden ondersteuning en het Nederlands beleid om misbruik van Nederlands ontwikkelingsgeld tegen te gaan.

In de voorliggende brief van 8 november 2022 herhaalt C.W. zijn grieven aan het adres van de Nederlandse Staat. Ook suggereert briefschrijver dat er sprake was van beïnvloeding vanuit de lokale politiek op het beleid van de Nederlandse Staat in deze kwestie. Tevens suggereert hij dat tientallen andere ondernemers op vergelijkbare wijze gedupeerd zijn, dat deze praktijk de Nederlandse schatkist miljoenen kost, en verzoekt hij de vaste Kamercommissie daarom een onderzoek uit te laten voeren naar «de situatie van criminele overnames in combinatie met politieke beïnvloeding van partnerlanden van Nederland». Hij hoopt dat dergelijk onderzoek uiteindelijk leidt tot compensatie door de Nederlandse Staat van de door hem geleden schade.

Het is spijtig dat er geen oplossing voor briefschrijver in het conflict is gevonden, maar ik herhaal dat de Nederlandse Staat geen partij is in het conflict tussen C.W en zijn Angolese zakenpartner. Er bestaat dan ook geen juridische basis voor de Nederlandse Staat om in deze zaak consulaire bijstand te verlenen.

De aantijgingen en klachten van C.W. over vermeend criminele activiteiten en corruptie ten koste van Nederlands belastinggeld en beïnvloeding van Nederlands beleid vanuit de lokale politiek in partnerlanden worden niet geschraagd door enig bewijs of concrete informatie. In dit verband verwijs ik ook naar het WOB-besluit van 1 november 2022 waarmee C.W werd geïnformeerd dat er geen informatie of documentatie is aangetroffen met betrekking tot zijn gesuggereerde verdenkingen.

Ook heeft het ministerie geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van corrupt, frauduleus of anderszins illegaal optreden van de Nederlandse ambassade in Angola noch van beïnvloeding vanuit de lokale politiek die voor de Nederlandse Staat aanleiding zouden kunnen zijn om een onderzoek te starten.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

Algemene doelstelling van het PSI programma was het stimuleren van innovatieve pilotinvesteringen van ondernemers in samenwerking met lokale zakenpartners in OS-landen op die manier duurzame economische groei en werkgelegenheid te bevorderen. PSI subsidies werden verleend aan zowel Nederlandse als niet-Nederlandse bedrijven.