Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2024
Op 29 januari jl. heeft u een voortgangsrapportage van het Intensiveringsplan preventie vogelgriep ontvangen (Kamerstuk 28 807, nr. 296). Daarin is ook een update gegeven van het vaccinatiestappenplan. Met deze brief breng ik de Tweede Kamer op de hoogte van de recente activiteiten en resultaten ten aanzien van vaccinatie. Ik ga ook mede namens de Minister voor Medische Zorg in op een aantal andere onderwerpen rondom vogelgriep.
Actuele situatie
Er zijn sinds 2 december jl. geen vogelgriepuitbraken op locaties met gehouden vogels geweest. De situatie kan echter veranderen. Hoogpathogene vogelgriepvirus (HPAI) serotype H5N1 is wereldwijd nog altijd aanwezig in wilde vogels en kan elk moment weer in Nederland gaan circuleren. Daarom is het niet alleen van belang alert te blijven, maar ook om door te gaan met het vaccinatietraject om in de toekomst uitbraken van vogelgriep onder gehouden vogels zoveel mogelijk te voorkomen.
Vaccinatie pluimvee
Doel van de stapsgewijze aanpak is te komen tot een grootschalige vaccinatiecampagne van pluimvee tegen vogelgriep om de kans op besmettingen van pluimvee op bedrijven verder te verkleinen, met zo min mogelijk risico’s voor dier- en volksgezondheid. Daarbij heb ik ook oog voor de mogelijk negatieve gevolgen van vaccinatie op de handel in pluimvee en pluimveeproducten. Om de effectiviteit van vaccinatie onder veldomstandigheden te onderzoeken is in september gestart met een veldproef op twee legbedrijven. In deze brief informeer ik u over de eerste resultaten. Tevens bereid ik een pilot op een aantal legbedrijven voor, om ervaring op te doen met vaccinatie onder praktijkomstandigheden, de implementatie van het surveillanceprogramma, en om de mogelijk negatieve gevolgen voor de handel te minimaliseren (Kamerstuk 28 807, nr. 296).
Veldproef: onderzoeksresultaten
Op 15 september 2023 is de veldproef vaccinatie vogelgriep gestart, die wordt uitgevoerd door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), de Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD), de Faculteit Diergeneeskunde (FD), Wageningen University and Research (WUR) en AVINED. Deze wetenschappelijke proef wordt gedaan op twee legbedrijven, met de vaccins die eerder in het laboratorium effectief bleken (Kamerstuk 28 807, nr. 286). Als onderdeel van de veldproef worden in totaal vier proeven bij WBVR uitgevoerd, om de duur van de immuniteit gedurende de volledige legperiode te onderzoeken (Kamerstuk 28 807, nr. 291).
De eerste proef bij WBVR is uitgevoerd met kippen van 8 weken oud en is goed verlopen. De ongevaccineerde controlegroep werd na opzettelijke toediening van virus (challenge-infectie) besmet en er vond virusspreiding plaats naar contactkippen in dezelfde groep. De gevaccineerde kippen werden na toediening van virus niet geïnfecteerd. Er werden geen ziekteverschijnselen gezien, de kippen scheidden geen virus uit en ontwikkelden geen afweerreactie tegen het virus. De resultaten zijn gunstig en zullen worden gebruikt voor de uitvoering van de pilot en de ontwikkeling van een optimaal surveillanceprogramma. De beschrijving van de proef en de resultaten staan in bijgevoegde twee rapporten.
Pilot
Doel en criteria voor start pilot
Kort na de zomer van 2024 wil ik starten met een vaccinatiepilot op een aantal legbedrijven. In nauw overleg met sectorpartijen wordt deze voorbereid. Doel van de pilot is ervaring op te doen met de praktische uitvoering van vaccinatie op legbedrijven, de implementatie van het surveillanceprogramma conform de Europese verordening (EU) 2023/361, en het volgen en oplossen van mogelijk negatieve effecten op de handel. Ik heb in de brief van 29 januari (Kamerstuk 28 807, nr. 296) aangegeven dat de pilot start als de resultaten van de eerste proef gunstig zijn en het vaccin is toegelaten op de Europese markt (marktauthorisatie). De resultaten van de eerste transmissieproef met de vectorvaccins, 8 weken na toediening, zijn gunstig. Er is echter een nieuwe ontwikkeling wat betreft de toelating van de HPAI-vaccins. Van twee fabrikanten worden de vectorvaccins in de veldproef onderzocht. Onlangs heeft een derde fabrikant laten weten een vectorvaccin te hebben ontwikkeld dat op korte termijn een Europese toelating krijgt. Dit vaccin is vergelijkbaar met dat van de twee vaccins uit de veldproef. Een Europese toelating is een belangrijke voorwaarde om de pilot uit te voeren. Daarom wordt nu overwogen om de pilot uit te voeren met dit vaccin, als de toelating dus definitief is. Zodra een van de twee andere vectorvaccins ook een toelating heeft, zal worden bezien of die in een later stadium wordt ingezet in de pilot.
De eerste resultaten van de pilot (naar verwachting in de eerste helft van 2025) zullen worden gebruikt voor het bepalen van vervolgstappen richting een grootschalige vaccinatiecampagne.
Surveillance
De huidige eisen rondom de surveillance uit de Europese verordening (EU) 2023/361 vragen een grote inzet van tijd en middelen. Doel van dat programma is om besmettingen, die zich ondanks vaccinatie toch kunnen voordoen, zo snel mogelijk op te sporen. Daarmee kan de dier- en volksgezondheid worden beschermd. Het programma verplicht tot wekelijkse bemonstering van kadavers van gevaccineerde kippen en tot een maandelijks bloedonderzoek. De European Food Safety Authority (EFSA) heeft, op verzoek van de Europese Commissie (EC), een wetenschappelijke opinie (analyse) opgesteld over onder andere het surveillanceprogramma bij gevaccineerd pluimvee. Dit rapport is bijgevoegd bij deze brief. Het rapport beschrijft de effectiviteit van een aantal varianten ten opzichte van het huidige surveillanceprogramma uit de vaccinatieverordening (EU) 2023/361.
In het kader van de veldproef zullen betrokken onderzoekers van WBVR, de FD, WUR, en Royal GD, met behulp van de data uit de eerste veldproef, data uit Frankrijk, de analyses van EFSA, en gegevens van de Nederlandse pluimveehouderij, een surveillanceprogramma ontwikkelen dat optimaal is voor de Nederlandse situatie. Ik hoop daarover aan het einde jaar meer inzicht te krijgen en alle mogelijke gegevens te kunnen gebruiken in de discussie met de EC over een effectief en goed uitvoerbaar surveillanceprogramma.
Handelsaspecten van vaccinatie: voortgang activiteiten
De pluimveesector ziet vaccinatie als een effectieve maatregel om de kans op vogelgriepuitbraken te verkleinen, maar heeft zorgen over negatieve handelsconsequenties. Deze mogelijke gevolgen wil ik samen met de sector zoveel mogelijk minimaliseren. Nederland is, naast Frankrijk, een van de weinige landen die concreet werken aan vaccinatie tegen vogelgriep; andere landen volgen de stappen van Frankrijk en Nederland op de voet. Om handelslanden mee te nemen in de plannen, zet ik bij de pilot mede in op vaccinatie van een klein aantal legbedrijven, waarvan de producten volledig op de Nederlandse markt worden afgezet. In de brief van 29 januari heeft de Tweede Kamer een update ontvangen over de activiteiten om mogelijke handelsbelemmeringen samen met de sector zoveel mogelijk te voorkomen of weg te nemen. Samen met de sector hebben we ons de afgelopen maanden verder ingezet om de belangrijkste handelslanden, vóór de start van de pilot, zo goed mogelijk te informeren over de aanpak en om zoveel mogelijk garanties te krijgen dat tijdens de uitvoering van de pilot, én daarna, producten van (gevaccineerd) pluimvee kunnen worden afgezet.
Er hebben gesprekken plaatsgevonden met onder andere overheden van Japan, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Deze gesprekken zullen we tijdens de General Session (GS) van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (WOAH) voortzetten. Tijdens diezelfde GS zal een side-event worden georganiseerd over vaccinatie vogelgriep. Dat biedt een goed platform om aandacht te vragen voor dit onderwerp en gesprekken aan te gaan met overheden van derde landen over de handel en veiligheid van pluimveeproducten. Ook de Europese Commissie zet zich daarbij in om derde landen mee te nemen in de regelgeving en garanties van de veiligheid van de producten te bieden.
Ik zal de Tweede Kamer geregeld informeren over de voortgang van veldproef, pilot en handelsbesprekingen.
Vaccinatie en de hobbyhouderij
Net als in de commerciële houderij is in de periode 2021–2023 sprake geweest van veel besmettingen op kleinschalige locaties, waar op niet-commerciële wijze pluimvee wordt gehouden. Ook hobbyhouders worden geconfronteerd met de preventieve maatregelen, zoals de afschermplicht. De rol van besmette hobbypluimveelocaties in de verspreiding van het virus naar andere locaties is zeer gering, maar hobbylocaties zijn niet immuun voor een besmetting.
Hobbyhouders hebben al vaker aangegeven hun pluimvee te willen vaccineren. In 2006 was dat mogelijk; daar is toen in beperkte mate gebruik van gemaakt.
Na de invoering van de nieuwe Europese diergezondheidsverordening ((EU)2016/429 en onderliggende regelgeving, waaronder (EU) 2023/361) zijn de regels ten aanzien van vaccinatie echter veranderd. Vaccinatie is toegestaan, onder specifieke voorwaarden. Die voorwaarden zijn onder andere een officieel plan van de overheid met een uiteenzetting van de aanpak, registratie van alle locaties waar gevaccineerd pluimvee verblijft, het bijhouden van de administratie daarvan, en het eerder genoemde verplichte surveillance programma. Als de hobbyhouders willen vaccineren, moeten ook zij aan deze voorwaarden voldoen en zijn de kosten daarvan voor hen. Naast deze verplichtingen is ook de vaccinatie ingewikkeld. De beoogde vectorvaccins moeten namelijk aan eendagskuikens worden toegediend, wat op een hobbylocatie eigenlijk niet uitvoerbaar is. Bovendien mogen gevaccineerde vogels en niet-gevaccineerde vogels niet met elkaar in contact komen. De hobbyhouders hebben al aangegeven dat mede daardoor, en de bijbehorende eisen, vaccinatie op dit moment niet haalbaar is. Vaccinatie van hobbypluimvee is op dit moment dus praktisch niet uitvoerbaar. Ik zet mij in om vaccinatie bij hobbydierhouders op termijn wel mogelijk te maken.
Humaan vaccin
In de brief van 8 mei 20231 bent u geïnformeerd over dat de Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) van de EU overwoog een Joint Procurement Initiative (JPI) te organiseren in verband met de afname van een humaan vaccin, dat beschermt tegen de vogelgriepvariant die nu circuleert. De toenmalige Minister van VWS heeft richting de HERA kenbaar gemaakt dat Nederland interesse heeft voor deze JPI. Inmiddels is dit vaccin (Aflunov) goedgekeurd en is de Minister voor Medische Zorg akkoord gegaan met de aankoop van een strategische voorraad voor Nederland.
Structurele surveillance influenza bij varkens
In mijn vorige brief over het onderwerp «Voortgang Intensiveringsplan preventie vogelgriep» (Kamerstuk 28 807, nr. 296) heb ik de resultaten van de pilot varkensinfluenzasurveillance gedeeld. Met deze brief wil ik u informeren over de invulling die de Minister voor Medische Zorg en ik geef aan het vervolg op deze pilot, met inachtneming van de adviezen van het Deskundigenberaad zoönosen (DB-Z) van 2022 en 2023 (Kamerstuk 25 295, nr. 1872 resp. 25 295, nr. 2051).
Het DB-Z heeft aangegeven verschillende risico’s te zien op het ontstaan van (nieuwe) varianten van influenza in varkens:
• Met name op grootschalige varkenshouderijen kan, door de geboorte van niet-immune dieren, continue circulatie van verschillende influenzavirussen optreden. Deze virussen kunnen met elkaar combineren waardoor nieuwe varianten (reassortanten) kunnen ontstaan.
• Varkens zijn ook gevoelig voor vogelgriepvirussen. Wanneer een varken tegelijk met een vogelgriepvirus en een ander influenzavirus besmet raakt, kan een nieuwe variant ontstaan.
Gezien deze risicobeoordeling is mijn doel de surveillance op influenzavirussen bij varkens in Nederland te versterken.
In Nederland is sinds 2003 de basismonitoring (uitgevoerd door Royal GD) operationeel, met als doel het opsporen van uitbraken van bekende en onbekende ziekteverwekkers of aandoeningen bij landbouwhuisdieren. Nieuwe verschijnselen en veranderende trends worden door de basismonitoring opgemerkt en zorgvuldig geanalyseerd. Wanneer in de varkenshouderij een variant van een influenzavirus ontstaat waar de varkens ziek van worden, is de basismonitoring varkensgezondheid erop ingericht deze infectie snel op te sporen. Een infectie van het recente HPAI serotype H5N1 geeft bij varkens, in tegenstelling tot pluimvee, echter waarschijnlijk geen klinische verschijnselen. Voor het opzetten van een early warning systeem om een introductie van HPAI zo snel mogelijk te signaleren in de varkenshouderij (zoals dat nu voor pluimvee gangbaar is), moet daarom dusdanig veel getest en bemonsterd worden, dat dat niet effectief te organiseren is. Met inachtneming hiervan versterk ik, samen met de Minister voor Medische Zorg, de surveillance op influenzavirussen bij varkens op de volgende manier:
1. Influenza bij varkens
De pilot die door RIVM samen met onderzoekspartners is uitgevoerd, wordt opgevolgd door een structurele surveillance op bedrijven verspreid door heel Nederland en op een variatie aan bedrijven. De gevonden stammen worden getest op antivirale gevoeligheid voor behandeling van mensen én antigenenkarakterisering voor bijvoorbeeld humane vaccins. Deze surveillance wordt voor ten minste twee jaar op deze manier voortgezet, waarna de resultaten geëvalueerd worden, waarbij ten minste wordt beoordeeld of er voldoende landelijke dekking is. Daarnaast wordt expliciet bepaald of deze monitoring continu wordt voortgezet of dat een periodieke monitoring voldoet.
2. HPAI bij varkens
Omdat een surveillance over de gehele varkenssector onvoldoende effectief is, richt mijn beleid zich op die bedrijven waar de kans op virusintroductie (via contact tussen varkens en besmette vogels) het grootst is. Volgens de deskundigen kan dit met name plaatsvinden bij gemengde bedrijven (varkens en pluimvee), houderijen met buitenloop of bedrijven in waterrijke gebieden.
a. Gemengde bedrijven: wanneer HPAI wordt geconstateerd bij pluimvee, onderzoekt de NVWA de daar aanwezige varkens daarop. Dit wordt gedaan, omdat varkens niet altijd klinische verschijnselen zullen vertonen.
b. Bedrijven met buitenloop: het ontwikkelen van een surveillancesysteem voor dit type bedrijven is onderdeel van het «Strong1health» project. Het RIVM werkt hieraan in samen met Royal GD, WBVR en Erasmus Medisch Centrum. Binnen het project wordt het netwerk tussen en met houders van buitengehouden varkens vergroot en worden monsters genomen bij dit type bedrijven. Het project loopt tot 2026 en met de resultaten van dit project wil ik de betrokken onderzoekers vragen een voorstel te doen voor een systeem voor surveillance in buitengehouden varkens.
c. Bedrijven in waterrijke gebieden: in de evaluatie van de structurele surveillance voor influenzavirussen bij varkens, alsmede in de ontwikkeling van een monitoringssysteem voor varkens met buitenloop, krijgen bedrijven in waterrijke gebieden aandacht.
HPAI-besmettingen koeien in de VS en onderzoek Nederland
Op 4 april jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de vogelgriepbesmettingen bij melkkoeien en geiten in de Verenigde Staten (VS) en over de besmetting bij een medewerker van een melkveebedrijf (Kamerstuk 28 807, nr. 298). Sindsdien zijn in de VS meer besmettingen onder melkkoeien vastgesteld, in verschillende staten (op dit moment op 63 locaties). Het type virus wat bij de melkkoeien is gevonden is hetzelfde type als wat daar in de omgeving bij wilde vogels is gevonden. Vermoed wordt dat, na eenmalige overdracht van het virus van een wilde vogel naar een melkkoe, de verspreiding onder melkkoeien is veroorzaakt door het vervoer van besmette koeien. Recent is een tweede humane casus gemeld die wordt gerelateerd aan de besmettingen bij koeien. Deze personen vertoonden milde oogontsteking en zijn inmiddels hersteld. In monsters genomen van melk die in winkels in de VS wordt verkocht zijn virusdeeltjes aangetoond. Dat betekent dat de melk afkomstig was van besmette koeien. Echter, melk die een hittebehandeling ondergaat, die tenminste gelijk is aan pasteuriseren, is veilig voor consumptie, omdat het pasteurisatieproces het virus onschadelijk maakt.
Er blijken ook melkkoeien te zijn geweest die wel besmet waren, maar die geen verschijnselen hebben vertoond. Aangenomen wordt dat de infectie verder is verspreid dan aanvankelijk werd gedacht. Recent zijn ook sporen van het vogelgriep virus in weefsel van het vlees van een melkkoe gevonden bij een Amerikaanse vleesverwerkingsfabriek. Dit vlees is niet in de voedselketen terecht gekomen. De autoriteiten hebben onder andere de Europese lidstaten en de Europese Commissie hierover geïnformeerd (website met actuele informatie: https://www.cdc.gov/flu/avianflu/avian-flu-summary.htm).
In Europa en Nederland zijn geen aanwijzingen voor besmettingen van herkauwers. In Nederland hebben we een goed monitoringsysteem waar we signalen van infectieziekten bij dieren vroegtijdig opsporen en opvolgen, de zogenaamde basismonitoring uitgevoerd door Royal GD. Royal GD let extra op vogelgriep na de signalen uit de VS. Er wordt goed samengewerkt met dierhouders en dierenartsen, en ook zij zijn erg alert. Ik acht de kans klein dat een situatie zoals in de VS in Nederland onopgemerkt zou blijven.
De deskundigen van het signaleringsoverleg zoönosen (SO-Z) hebben gesuggereerd om retrospectief bloedonderzoek te doen bij herkauwers in Nederland, om eventuele infecties met vogelgriep uit het verleden op te sporen. De voorbereidingen zijn in gang gezet en het onderzoek start zo snel mogelijk. Aan de voorbereiding en uitvoering van het onderzoek nemen Royal GD, WBVR, Erasmus MC, de FD en het RIVM deel. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn, naar verwachting kort na de zomer van 2024, zal ik de Tweede Kamer hierover informeren.
De autoriteiten in de VS doen nog verder onderzoek naar de situatie. Ik heb in de eerdergenoemde brief gemeld dat bij iedere uitbraak van vogelgriep op een pluimveebedrijf waar ook herkauwers aanwezig zijn, de herkauwers ook worden gescreend op aanwezigheid van vogelgriep. We blijven de situatie wereldwijd goed volgen. Hierbij werk ik nauw samen met de Minister voor Medische Zorg. Als er meer informatie is uit de VS, zullen we bepalen of verdere acties nodig zijn en de Tweede Kamer hierover informeren.
Wilde dieren
Sinds 6 mei is er een landelijk telefoonnummer vogelgriep. Het is een algemeen nummer, waar zowel de burger, als pluimvee-/hobbyhouder, als professionals die met de wilde fauna te maken hebben, terecht kunnen voor vragen. Voorbeelden zijn vragen over beperkingen die er voor een pluimveehouder in een bepaald gebied gelden, of wat iemand moet doen als ergens een dode wilde vogel ligt. Het telefoonnummer werkt met doorkiesnummers. In sommige gevallen zal worden doorverwezen naar andere partijen of de website van de Rijkoverheid (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vogelgriep).Hiermee is invulling gegeven aan de motie van het lid Beckerman (Kamerstuk 29 683, nr. 281).
Ten slotte
De resultaten van het onderzoek naar de effectiviteit van de twee vaccins zijn veelbelovend. Ik zet, in nauwe samenwerking met sectorpartijen, in op de start van de vaccinatiepilot na de zomer van 2024. Ik werk intussen ook verder aan het wegnemen van eventuele handelsbelemmeringen ten gevolge van vaccinatie. Over de verdere voortgang van veldproef, de pilot en andere actiepunten uit het Intensiveringsplan preventie vogelgriep zal de Tweede Kamer geregeld worden geïnformeerd. Dat geldt eveneens voor de vogelgriepsituatie in de VS en de resultaten van de onderzoeken die in deze brief worden vermeld.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema